Een gieter is een hoofd, een trechter is een hoed, een zwabber is een pruik.
Met allerlei materialen (lappen, brillen, feestneuzen en boa's) gaan de kinderen poppen maken.
Z
ij laten de poppen tot leven komen.
"Wat kan jouw pop? Is jouw pop verdrietig of is hij vrolijk?" De kinderen bedenken in kleine groepen samen een klein verhaal. In een korte voorstelling laten de kinderen zien wat ze in de workshop hebben geleerd.
De lesopbouw
° kring/klasse gesprek over poppenspel
° de kinderen gaan in groepjes poppen maken
° terug in de kring oefenen zij bewegingen met hun pop
° de kinderen bedenken in groepjes een klein verhaal
° de kinderen spelen het poppenspel voor de klas
° de materialen worden opgeruimd
° de workshop wordt afgesloten met een nagesprek
De leerdoelen
De workshop voor leerkrachten van het basisonderwijs;